door Johan COPERMANS
,,Het leven is tegenwoordig zo zielloos, zonder soul. Aretha Franklin is een goed voorbeeld. Ik zag haar een paar jaar geleden optreden: zonder enige bezieling, doodjammer. Als ik op een podium sta, zie ik het als mijn plicht om bezieling in mijn songs te leggen.'' Aan het woord: Graham Parker, de singer-songwriter die intussen al zo'n kwarteeuw in het vak zit. Muzikaal heeft de Brit de laatste jaren nog maar weinig te zeggen, maar z'n songs blinken nog steeds uit door hun uitmuntende teksten. Op 3 april zit de man in de AB voor een solo-optreden.
Graham Parker is naast de songschrijverij tegenwoordig minstens
evenveel bezig met het schrijven van korte verhalen. De man heeft altijd al
wel literaire aspiraties gehad. Toen hij in het begin van de jaren zeventig
nog als pompbediende werkte op het Engelse platteland, schreef hij reeds
een roman, met de bizarre titel The great trouser mystery. ,,Monty
Python meets Clockwork Orange in space'', volgens de auteur.
Twintig jaar later, in 1992, begon hij opnieuw te schrijven, iets waar
hij momenteel nog volop mee bezig is. Dat hij nu terug in ons land is, mag
dan ook niet gezien worden als pure promotie voor de cd Acid
bubblegum, want die plaat is inmiddels al bijna anderhalf jaar oud. Een nieuw
Europees boekingskantoor vond het echter opportuun om de getalenteerde
songschrijver nog eens langs onze landen te sturen.
Voor Parker, die het meeste succes boekte samen met zijn groep The Rumour
- herinner u de halve klassieker Hey Lord, don't ask me
questions uit '78 - is het alweer enige tijd geleden dat hij nog in ons land
concerteerde. De laatste keer was drie jaar terug, toen hij op de affiche van
het West-Vlaamse festival Leffinge Leure stond. En Brussel, daarvoor
moeten we al teruggaan tot 1991, toen Parker er optrad in de Ancienne Belgique. Petite histoire: net op die avond brak de
Golfoorlog uit.
Circus
Parker kunnen we gerust als een Britse Amerikaan omschrijven, want hij
woont ondertussen al diverse jaren in upstate New York. Als commentator op
politieke en sociale (wan-)toestanden is de man dan ook meer gericht op
Clinton dan op Blair, meer op Amerika dan op Groot-Brittannië. Turn it into
hate, het openingsnummer van Acid bubblegum, is
bijvoorbeeld een commentaar en een terugblik op de Golfoorlog.
,,Ik keek naar de viering van de terugkeer van de troepen op tv. Ze
brachten de oorlogskruisers in de haven van New York, iedereen die ook in het
Amerikaanse leger had gediend kreeg gratis drank en er was een grote,
feestelijke optocht. Ik maakte toen een mentale nota van heel dat circus, en
verwerkte de idee enkele jaren later in Turn it into hate.''
Een andere markante song op Parkers jongste cd is
Obsessed with Aretha'', een song over de uitverkoop van onder meer
soulkoningin Aretha Franklin, die haar songs verkoopt aan de meest biedende
reclamejongen. ,,Ja, al was Aretha toevallig het arme wicht dat voorbij mijn
vizier wandelde bij het schrijven van de song. De idee had ook opgehangen
kunnen worden aan anderen, want de song gaat over de teloorgang van het
soul-gevoel in het algemeen.''
Teleurgesteld
,,Het leven is tegenwoordig zo zielloos. En als artiesten als Aretha
tegenwoordig nog iets opnemen, is het met een of andere hippe producer, die
zich tevreden stelt met het meest voor de hand liggende en niet wil zoeken
naar echt goed songmateriaal.'' Nagel op de kop, want dat Aretha Franklin
onlangs in de studio dook met hiphop wonderboy Puff Daddy, wist Parker zelfs
niet.
Is Parker vaak teleurgesteld geworden in de artiesten die hij als zijn
idolen beschouwde? ,,Ik heb mij nooit echt ingelaten met idolatrie en nooit
de behoefte gehad mijn favoriete zangers of zangeressen te ontmoeten. Wat we
wel opvalt, is hoe verduiveld moeilijk het is om over meerdere jaren
scherp te blijven. Chuck Berry gaat geen goeie nieuwe song schrijven. Leiber en
Stoller hebben gedurende al die jaren fantastisch songmateriaal
bijeengepend, maar hoor je nu nog een nieuwe compositie van hen? Wat men vandaag
soulmuziek noemt, daar hoor ik geen greintje soul in, dat is mijns inziens
eerder middle of the road-muziek.''
Worstelt hij met hetzelfde probleem, om oud te worden en terzelfder tijd
toch nog een angry young man te blijven? ,,Jazeker. En telkens ik
een song schrijf, sta ik verbaasd dat ik het nog steeds kan. Hoe deed ik
dat nu weer, ik ben in godsnaam 47 jaar oud! Een zeer bevredigend gevoel,
maar een volledig mysterie. Ik prijs me gelukkig dat ik nog steeds in staat
ben om mij toegang te verschaffen tot dat gedeelte van mijn hersenen, waarin
die songs zich bevinden. Want dat is het volgens mij: een toegangspoort
die ik weet te openen. Voor de rest ben ik immers maar een gewone kerel hoor,
die van voetbal en skiën houdt. Ik sta niet op een straathoek te broeden
op een idee, met een poëziealbum in de hand. Bij mij niks van dat cliché
romantische beeld van 'de artiest'.''